#154 Begraven raadsels: fossielen
Manage episode 463689119 series 3353198
Fossielen zijn de vaak versteende resten van mensen, dieren en planten die in gesteentes, modder of zandlagen worden teruggevonden. Die vondsten hebben mensen altijd gefascineerd maar ook voor raadsels gesteld. Waren het grillen van de natuur, vergelijkbaar met mineraalafzettingen of wonderbaarlijk gevormde zwerfsteen? Of waren het resten van ooit echt levende dieren? In het Mycene van 1200 voor de jaartelling bewaarden mensen fossielen van neushoorns, paarden en schelpen als iets bijzonders. In veel culturen in Azië, Europa en Amerika werden fossielen in verbinding gebracht met mythologische wezens. Nog in 1657 publiceerde de vermaarde dierenkenner Joannes een boek over viervoetige dieren met afbeeldingen van draken. Die waren vermoedelijk gebaseerd op fossiele reptielen. Op Cyprus werden fragmenten van een dwergnijlpaard in een kerk vereerd, omdat men dacht dat het een heilige was.
Wat nuchterder keek de Griekse filosoof Xenophanes zo’n 500 jaar voor de jaartelling naar fossielen: zeeschelpen moesten toch wel aangeven dat sommige gebieden ooit onder water gestaan hadden. Goede beschrijvingen van fossielen leverde rond het jaar duizend de Perzische wetenschapper Ibn Sīnā (980 – 1037), een aantal eeuwen later gevolgd door bijvoorbeeld Leonardo da Vinci. Maar de positie van het christelijk geloof maakte het steeds moeilijker om fossiele vondsten te interpreteren. In de eerste plaats was er het grondidee dat Gods scheppingen volmaakt zijn, en dus kan van uitsterven geen sprake zijn. Vondsten van fossiele skeletten van grote dieren als mammoeten betekenden dus dat die ergens op aarde nog aanwezig moesten zijn, en dat kon natuurlijk altijd zolang de aarde niet compleet in beeld was. Wat dacht u trouwens van het monster van Loch Ness? En wat kan er wel nog niet in de diepe oceaan leven? De vondst van schelpen en andere resten van zeedieren ook in hoger gelegen steenformaties vormde wel een probleem. Daar bracht de zondvloed uitkomst. Daar waren indertijd waarschijnlijk heel wat zaken misgegaan, zoals ook de zondvloedmens in 1725 gevonden in Öhningen, vlakbij de Duitse kant van de Bodensee. En wel 4032 jaar na de zondvloed. Een jaar later werd deze vondst als de “homo diluvi testis” beschreven door Scheuchzer. In een voor zijn tijd revolutionair betoog beschreef hij dus dat wel degelijk dieren uitgestorven konden zijn, al was het dan alleen in de kerkelijk goedgekeurde variant van de zondvloed. De “verdronken zondaar” werd gekocht in 1802 voor de collectie van Tylers museum in Haarlem. Even later werd het exemplaar door de Franse palentoloog Cuvier in 1807 gedetermineerd als ”reuzen salamander”.
In zijn gelijknamige boek heeft Jelle Reumer de geschiedenis van de paleontologie prachtig beschreven. Cuvier geloofde dan wel niet in het zondvloedverhaal, maar dacht toch wel aan catastrofen waarom dieren uitgestorven waren. Het is pas later duidelijk geworden dat Leonardo da Vinci al niets van die zondvloedtheorie moest hebben, dat kon volgens hem nooit verklaren waarom zeedieren hoog in de bergen terecht waren gekomen. Maar om dat in zijn tijd te publiceren was levensgevaarlijk, de brandstapel van de inquisitie dreigde, en dus schreef hij zijn aantekeningen over uitsterven van organismen in het geheim in spiegelschrift op, pas veel later ontdekt. Cuvier was een in veel opzichten een geniale onderzoeker, maar hij had ook zijn eigenzinnige opvattingen. Hij moest niet hebben van het systematische systeem van Linnaeus, en was het ook in het geheel niet eens met Lamaerck die veronderstelde dat soorten in elkaar over konden gaan. Tyler’s bevat nog veel meer klassieke schatten van de paleontologie. Zoals die van een reuzenkrokodil die in Maastricht in de Pietersberg in 1764 was gevonden en in 1784 gekocht door de directeur van Tyler’s. Uiteindelijk was het Adriaan Camper, een zoon van de in Groningen beroemde Petrus, die samen met Cuvier tot de conclusie kwam dat de Mososaurus geen krokodil maar een op een varaan lijkende reuzenhagedis was. Ook ligt te midden van veel anders prachtigs in Tyler’s een mooie Plesiosaurus, een zee-reptiel van drie meter lengte ontdekt door een vroege vrouwelijke fossielen-zoekster aan de Jurassic Coast, Mary Anning.
De veranderende inzichten in de geologie, zoals door Charles Lyell in 1830 gepubliceerd, tezamen met de uitwerking van de evolutieleer door Wallace en Darwin veranderde de interpretatie van fossielen uiteindelijk compleet. Die staat geheel in het teken van de ontwikkeling van soorten, waarvan verreweg het allergrootste deel weer is uitgestorven. Soms was dat door een catastrofe, zoals het eind van de dinosauriërs (op de vogels na), na een botsing met een komeet. Maar veel vaker als de uitkomst van de vele oorzaken die in de natuurlijke selectie van het voortbestaan een rol spelen. In de puzzel op zoek naar die oorzaken speelt de paleontologie onverminderd een rol, ook door steeds weer nieuwe vondsten, waaronder in ons land. Al zijn die niet zo spectaculair als recent in Schotland, waar 150 meter pootafdrukken van dinosauriërs werden blootgelegd.
Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.
Tot de volgende nieuwsbrief!
Hartelijke groet,Menno & Erwin
🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur
Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
156 episod